Inleiding

In deze paragraaf komen aan de orde (het beleid betreffende) de weerstandscapaciteit en de risico’s.

Het weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin wij in staat zijn financiële tegenvallers op te vangen. Een sluitende begroting (structureel evenwicht tussen lasten en baten) garandeert niet dat forse onvoorziene tegenvallers opgevangen kunnen worden. Een financiële buffer is daarom wenselijk. Deze buffer bestaat uit een bepaalde vrije ruimte in de begroting en een voldoende sterke vermogenspositie. Wij bepalen zelf de omvang van de vrije ruimte en het vrij aanwendbare vermogen. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

Weerstandscapaciteit

Berekening vermogensruimte

Bedrag

Stand algemene reserve per 31-12-2016

12.201

Te verwachten rekeningresultaten 2017-2021

                6.313

Geraamde dotaties/ onttrekkingen aan de algemene reserve                                 

                      0

Totale vrije vermogensruimte

             18.514

Berekening weerstandscapaciteit

Bedrag

Structurele weerstandscapaciteit (exploitatieruimte)

Onbenutte belastingcapaciteit:

- Rioolheffing                                                                                       
- Afvalstoffenheffing                                                                                      

540
789

Stelpost voor onvoorziene uitgaven

                   250

Subtotaal structureel

               1.579

Incidentele weerstandscapaciteit (exploitatieruimte)

Vrij aanwendbare deel algemene reserve

18.514

Stille reserves

PM

Subtotaal incidenteel

Totale weerstandscapaciteit

20.093

Risico’s

Een risico is een mogelijkheid dat in een gegeven periode en situatie positieve verwachtingen niet worden waargemaakt.
Niet alle risico’s zijn belangrijk voor het weerstandsvermogen. Het betreft vooral de risico’s die niet zijn ondervangen of afgedekt. Wij voorzien de volgende risico’s die van invloed kunnen zijn op de financiële positie en waarvoor mogelijk de weerstandscapaciteit ingezet moet worden

Precariobelasting op kabels en leidingen

Per 1 juli 2017 schafte het kabinet de heffing van precariobelasting op kabels en leidingen van nutsbedrijven af. Door de wettelijke overgangsregeling mogen wij tot 1 januari 2022 precariobelasting blijven heffen. De opbrengsten van de precariobelasting voegen wij toe aan de reserve precariobelasting. Als de aanslagen onherroepelijk zijn, hevelen we de reserve precariobelasting over naar de algemene reserve. Het doel is om met de opbrengsten precariobelasting onze schuldpositie te verlagen. Zie ook de toelichting in de paragraaf lokale heffingen.

De aanslagen over de belastingjaren 2016 en 2017 zijn nog niet allemaal onherroepelijk. Het risico bestaat dat een deel van de opbrengsten aan de belastingplichtigen terugbetaald moet worden. Eén bezwaarprocedure uit 2016 is nog niet afgerond. De bezwaarprocedure doen wij samen met andere Zeeuwse gemeenten. De beslissing op dit bezwaarschrift houden wij aan, tot de beroepsprocedure van de belastingplichtige tegen de aanslag precariobelasting van een andere Zeeuwse gemeente is afgerond. Op het moment van opstellen van de begroting 2018 is deze zaak nog in behandeling bij het Gerechtshof Den Haag. De rechterlijke uitspraak heeft ook gevolgen voor de aanslagen precariobelasting 2017, 2018 en volgende van deze belastingplichtige. De geraamde opbrengsten precariobelasting voor 2018 zijn hierdoor onzeker.

Aansprakelijkheidstelling

Planschade verzoeken
Er zijn momenteel twee planschadeverzoeken in procedure, waarvan één verzoek is afgedekt via een planschadeovereenkomst. Eén verzoek is afgewezen op basis van het advies van de ingeschakelde deskundige. De beroepstermijn hierin loopt nog.

Aansprakelijkstelling Leisurecentrum
HRC N.V., Health Invest N.V. en de heer O.L.J.A. Beherman hebben de gemeente aansprakelijk gesteld en schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van afgerond € 14.936.000 met wettelijke rente. De vordering is gebaseerd op de gedachte dat de gemeente onrechtmatig zou hebben gehandeld door de beweerdelijke toezegging van de gemeente dat zij alle noodzakelijke medewerking zou verlenen aan planologische procedures om ter plaatse van het leisurecenter grootschalige detailhandel mogelijk te maken, niet na te komen.

De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 6 mei 2015 is beroep ingesteld bij het Hof Den Bosch. Een uitspraak van het hof Den Bosch wordt vanwege de werkdruk bij het Hof waarschijnlijk eind 2017 verwacht.

Aansprakelijkstelling speelkooi Othene
Omwonenden van de speelkooi in Othene eisten instelling van een dagelijkse sluitingstijd van de speelkooi. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had de gemeente in 2015 veroordeeld tot het instellen van sluitingstijd en het nemen van maatregelen om de speelkooi gedurende bepaalde tijden af te sluiten en afgesloten te houden. Dit op straffe van een dwangsom van € 2.500 per dag bij nalatigheid door de gemeente, met een maximum van € 100.000. Het gerechtshof te Den Bosch heeft bij vonnis van 25 februari 2017 die uitspraak bekrachtigd. De omwonenden stellen dat dwangsommen (met een totaalbedrag van €100.000) verbeurd zijn en eisen deze bij de gemeente op.

Decentralisaties Sociaal Domein

Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten ook financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken in het Sociaal Domein, waarbij risico’s kunnen optreden. Nog niet duidelijk is in hoeverre de uitgaven gedekt kunnen worden met de beschikbare budgetten. De rijksbudgetten van het Sociaal Domein zijn verlaagd en zo komen de beschikbare budgetten verder onder druk te staan. Wij stellen ons op het standpunt dat de uitvoering van de decentralisatie budgettair neutraal plaats kunnen vinden

Opbrengst waboleges

De opbrengst waboleges is moeilijk te voorspellen. Voor de komende jaren gaan wij uit van een opbrengst van € 2.656.000 in 2018 en een jaarlijkse trendmatige verhoging van 3%. Hierin is opgenomen een bedrag van € 1.496.000 leges Nieuwe Sluis.

Onbenutte belastingcapaciteit

De nog niet benutte belastingcapaciteit van € 1.329.000 zal de komende jaren teruglopen naarmate de heffingen meer kostendekkend worden. Dit betekent automatisch dat ons belastinginstrument slechts geringe mogelijkheden biedt om, naast de regulier geraamde verhogingen, extra belastinginkomsten te genereren.

Loon- en prijsontwikkeling

In de begroting hebben wij rekening gehouden met de CAO afspraken. Voor de jaren na 2018 hebben wij rekening gehouden met 2,2% salarisstijging per jaar voor de jaren 2019 tot en met 2021. Voor prijsstijgingen is het uitgangspunt dat deze binnen de bestaande budgetten opgevangen moeten worden. Dit betekent dat de (meerjaren)budgetten niet automatisch worden aangepast aan het inflatiepercentage. Alleen waar dit noodzakelijk is verhogen wij het desbetreffende budget met de verwachte prijsstijging. Gezien ons gekozen uitgangspunt kunnen wij in 2018 en volgende jaren geconfronteerd worden met loon- en prijsstijgingen, waarmee niet of onvoldoende rekening is gehouden.

Algemene Uitkering

De ontwikkeling van de Algemene Uitkering is belangrijk voor de financiële positie. Mede door de rijksbezuinigingen zijn de meerjaren prognoses, zoals opgenomen in de circulaires over het gemeentefonds globale ramingen. De Algemene Uitkering is een onzekere factor en een belangrijk risico in relatie tot de weerstandscapaciteit. De beheerders van het gemeentefonds houden in hun prognoses rekening met mutaties voor loon- en prijsontwikkelingen. Wij nemen deze prognoses over in de raming van de Algemene Uitkering in de begroting en in de meerjarenraming (onder de baten).
Zoals in het vorige onderdeel loon- en prijsontwikkelingen is vermeld, passen wij de budgetten (onder de lasten) niet automatisch aan deze ontwikkelingen aan.

Rente

Door meer uit te gaan van de reële rente, die op dit moment laag is, wordt het risico dat wij hogere rentelasten krijgen groter doordat de rente op termijn kan gaan stijgen. De risico's hier zijn minimaal omdat we tot nu toe 40 jarige geldleningen hebben afgesloten met een 40-jarige rentevaste periode. Tussentijds wijzigen deze percentages dus niet. Als de rente met 1% stijgt wil dit absoluut niet zeggen dat we over onze totale schuldenlast gelijk 1% meer rente moeten gaan betalen.

Bouwgrondexploitatie

De resultaten van de grondexploitatie zijn voor een groot gedeelte gekoppeld aan de economische situatie. Door jaarlijkse herziening van de kostprijsberekeningen en de risico’s, hebben wij actueel inzicht in de financiële resultaten van de grondexploitatie en het benodigde weerstandsvermogen. Bij de beoordeling van een initiatief voor een plan c.q. project besteden wij in de planvormingfase al de nodige aandacht aan risico’s. Per plan bepalen wij het risico naar de aard van de kosten die zijn gemaakt en nog gemaakt moeten worden.
Bij de vaststelling van de nota Grondbeleid zijn een groot aantal beleidsuitgangspunten vastgesteld en toegelicht, die bij de risicobepaling- en dekking binnen de bouwgrond activiteiten een belangrijk instrument vormen.
In de nota grondbeleid worden een 4-tal risico’s onderkend:

  • waarderingsrisico’s;
  • marktrisico’s;
  • organisatierisico’s;
  • contractrisico’s.

Naast de risico’s genoemd in de nota grondbeleid is er nog het risico op de vertraging van de uitvoering van plannen en hogere plankosten. Door de exploitatieplannen regelmatig te actualiseren, kunnen wij alle hierboven genoemde risico’s tussentijds tijdig afdekken. Deze risico’s spelen een belangrijke factor bij de plannen waar de gemeente de gronden in voorraad heeft, zoals de in exploitatie genomen plannen bedrijventerreinen Koegorspolder en Handelspoort-zuid.
De stand van de reserve grondexploitatie bedraagt per 1 januari 2017 € 461.726 en is op dit moment toereikend om de mogelijke risico’s op het gebied van bouwgrondexploitatie af te dekken. Naast deze reservering voor te dekken risico’s zijn voorzieningen getroffen voor verwachte verliezen voor een bedrag van € 314.000.

Risicobeheersing

Wij geven geen prioriteit aan de opzet van een ‘risicobeheersysteem’ dat de (mogelijke) risico’s, de kans dat deze zich voordoen en het effect van deze risico’s (de financiële gevolgen) in beeld brengt. Door de aanwezige risico’s af te zetten tegen de algemene reserve kunnen wij de toereikendheid van het weerstandsvermogen beoordelen. Mede op basis van ervaringen in andere gemeenten zijn wij van mening dat een dergelijk systeem een schijnwerkelijkheid oplevert met
(heel) veel subjectieve inschattingen en meer administratieve lasten. Wij zien geen meerwaarde in een theoretisch risicobeheersysteem en een theoretische berekening van het weerstandsvermogen. Wij zien wel een meerwaarde in de wijze waarop wij omgaan met risico’s en risicobeheersing in de gemeentelijke organisatie. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

·     In deze paragraaf weerstandsvermogen gaan wij in op mogelijke latente risico’s met      betrekking tot het rijksbeleid, het openbaar gebied, de financiële risico’s en risico’s op de organisatie.

·   In besluitvormingsprocessen brengen wij de specifieke risico’s voor het desbetreffende onderwerp in beeld en vindt er een zorgvuldige risicoafweging plaats.
·   In het kader van het projectmatig werken stellen wij voor elk project een projectplan op waarin risico een vast onderdeel is.

De risico’s in verband met de arbeidsomstandigheden zijn vastgelegd in de RI&E, evenals de maatregelen om de risico’s te beheersen. Wij actualiseren de RI&E periodiek.

·     De interne controle is op basis van risicoanalyses ingericht.

·     Wij hebben een overkoepelend beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik van wet- en regelgeving (M&O-beleid) vastgesteld.

·     Bij het verder verbeteren van de werkprocessen houden wij rekening met specifieke risico’s.

Door de Rekeningcommissie en de accountant is meermaals ter sprake gebracht dat zij de wens hebben om de aanwezige risico's te inventariseren en te kwantificeren en deze risico's af te zetten tegen de weerstandscapaciteit. In 2018 zullen wij hiermee een start maken.

Kengetallen financiële positie

Vanaf de begroting 2016 en de jaarrekeningstukken 2015 is de gemeente verplicht financiële kengetallen in te voeren.

Er is een verplichte basisset van vijf kengetallen die in samenhang informatie moeten geven aan de Raad over de financiële positie van de gemeente.
Doel is dat met deze kengetallen een beter oordeel over de structureel en reëel sluitende begroting kan worden gevormd. De kengetallen geven een goed beeld van de financiële positie en zijn van belang voor de weerbaarheid en wendbaarheid. Het is belangrijk de kengetallen in samenhang te presenteren. Een afzonderlijk kengetal zegt niet zoveel over de financiële positie.

De provincie Zeeland hanteert voor de kengetallen de volgende signaleringswaarden.

Streefwaarden Provincie Zeeland m.b.t. kengetallen financiële positie

Verplichte indicatoren

Categorie A

Categorie B

Categorie C

Netto schuldquote

Zonder doorgeleend geld

<90%

90-130%

>130%

met correctie doorgeleend geld

<90%

90-130%

>130%

Solvabiliteitsratio

>50%

20-50%

<20%

Grondexploitatie

<20%

20-35%

>35%

Structurele exploitatieruimte

Begroting >0%

Begroting = 0

Begroting <0%

Belastingcapaciteit

<95%

95-105%

>105%

Het financieel beeld dat uit de kengetallen naar voren komt is belangrijk voor het inzicht in de financiële positie. De gezamenlijke provinciale toezichthouders hebben besloten om voor het verkrijgen van een goed beeld aan te sluiten bij de zgn. signaleringswaarden die afkomstig zijn van de stresstesten voor 100.000+ gemeenten. De signaleringswaarden zijn ingedeeld in categorieën. Aan deze categorieën is geen waarde oordeel gegeven omdat normering in eerste instantie door de gemeente zelf plaats dient te vinden. Duidelijk is wel dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.

Kengetallen financiële positie gemeente Terneuzen

Verplichte indicatoren

2018

2019

2020

2021

Netto schuldquote

Zonder doorgeleend geld

105,40%

102,35%

98,20%

93,98%

met correctie doorgeleend geld

105,96%

102,91%

98,76%

94,55%

Solvabiliteitsratio

17,59%

19,65%

20,71%

22,83%

Grondexploitatie

5,23%

4,08%

3,06%

1,21%

Structurele exploitatieruimte

2,36%

1,95%

2,19%

1,91%

Belastingcapaciteit

94,31%

94,17%

94,04%

93,91%

Eigen indicatoren

Debtratio

82,41%

80,35%

79,29%

77,17%

Netto schuld per inwoner

€2.916

€2.812

€2.708

€2.590

Verplichte indicatoren vanuit het BBV

Netto schuldquote (NSQ)

De netto schuld weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. De netto schuldquote geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie.

Netto schuldquote

Rek 2016

Begr 2017

Begr 2018

Begr 2019

Begr 2020

Begr 2021

Percentage

114,49%

112,54%

105,40%

102,35%

98,20%

93,98%

Categorie

B

B

B

B

B

B

Dit kengetal geeft het aandeel weer van de vaste schulden + netto vlottende schuld + overlopende passiva - Financiële activa - uitzetting < 1 jaar - liquide middelen - overlopende activa ten opzichte van de totale baten exclusief mutaties reserves. Bij dit kengetal is een sterke verbetering waarneembaar. De oorzaak hiervan is vooral de hogere baten exclusief mutaties reserves vanaf 2018 vanwege de hogere uitkering van het gemeentefonds. In het percentage van 2016 speelt ook de in de loop van 2016 aangetrokken geldlening van € 15 miljoen een rol. De verlaging vanaf 2017 wordt vooral veroorzaakt doordat we meer aflossingskosten hebben dan dat er nieuwe leningen worden afgesloten. Daarnaast is een verbetering waarneembaar i.v.m. de genomen maatregelen om de schuldpositie te verbeteren vanaf de (meerjaren)begroting 2015-2018.

Netto Schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

Om inzicht te verkrijgen in hoeverre sprake is van doorlenen wordt de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weergegeven (netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen). Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.

Gecorrigeerde NSQ

Rek 2016

Begr 2017

Begr 2018

Begr 2019

Begr 2020

Begr 2021

Percentage

115,08%

113,12%

105,96%

102,91%

98,76%

94,55%

Categorie

B

B

B

B

B

B

Dit kengetal is hetzelfde als de netto schuldquote maar dan met correctie voor een aantal vaste activa: leningen aan deelnemingen, overige langlopende leningen en bijdragen aan activa aan derden. Zie toelichting bij 1a.

Solvabiliteitsratio

Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen.
Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.

Solvabiliteitsratio

Rek 2016

Begr 2017

Begr 2018

Begr 2019

Begr 2020

Begr 2021

Percentage

15,94%

16,59%

17,59%

19,65

20,71%

22,83%

Categorie

C

C

C

C

B

B

De solvabiliteitsratio is de omgekeerde debtratio. Dit kengetal geeft het aandeel weer van het eigen vermogen ten opzichte van het balanstotaal. Ondanks dat dit kengetal nog op het meest risicovol staat stijgt dit kengetal langzaam, wat een verbetering van de financiële positie inhoudt. Het eigen vermogen neemt in de komende jaren toe en de totale schuldpositie daalt. In 2020 veranderd de streefwaarde van C naar B.

Grondexploitatie

De afgelopen jaren is gebleken dat grondexploitatie een forse impact kan hebben op de financiële positie van een gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. De accountant moet ieder jaar beoordelen of de gronden tegen een actuele waarde op de balans zijn opgenomen.

Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting of jaarstukken en uitgedrukt in een percentage.

Grondexploitatie

Rek 2016

Begr 2017

Begr 2018

Begr 2019

Begr 2020

Begr 2021

Percentage

7,19%

6,73%

5,23%

4,08%

3,06%

1,21%

Categorie

A

A

A

A

A

A

Dit kengetal geeft het aandeel weer van de grondexploitatie (Bouwgronden In Exploitatie) ten opzichte van de totale baten exclusief mutatie reserves. Dit aandeel blijkt gering te zijn en af te nemen. Om deze reden valt dit kengetal in de categorie het minst risicovol. Uitgangspunt bij de doorrekening van de grondexploitatie is dat wij gronden denken te verkopen in de komende jaren door de aantrekkende economie.

Structurele exploitatieruimte

Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt hier het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. Bij incidentele lasten of baten gaat het om eenmalige zaken die zich gedurende maximaal drie jaar voordoen. Voorbeelden van structurele baten zijn de algemene uitkering en eigen belastinginkomsten. Bij structurele lasten zijn dat bijvoorbeeld de personeelslasten, kapitaallasten en bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen.

Een begroting waarvan de structurele baten hoger zijn dan de structurele lasten is meer flexibel dan een begroting waarbij structurele baten en lasten in evenwicht zijn.

De structurele exploitatieruimte bestaat uit het saldo van de structurele baten en structurele lasten. Daarbij wordt het saldo opgeteld van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten en uitgedrukt in een percentage.

Structurele exploitatieruimte

Rek 2016

Begr 2017

Begr 2018

Begr 2019

Begr 2020

Begr 2021

Percentage

5,84%

0,96%

2,36%

1,95%

2,19%

1,91%

Categorie

A

A

A

A

A

A

Dit kengetal geeft het aandeel weer van het saldo van de structurele lasten - structurele baten ten opzichte van de totale baten. Dit kengetal laat een verbetering zien, wat vooral veroorzaakt wordt door de invoering van de precariobelasting en gunstige begrotingssaldo's de komende jaren.

Belastingcapaciteit: Woonlasten meerpersoonshuishouden

De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Het COELO publiceert deze lasten ieder jaar in de Atlas van de lokale lasten. Onder de woonlasten worden verstaan de OZB en de rioolheffing en reinigingsheffing voor een woning met gemiddelde WOZ-waarde in die gemeente. De belastingcapaciteit van gemeenten wordt daarom berekend door de totale woonlasten meerpersoonshuishouden in jaar t te vergelijken met het landelijk gemiddelde in jaar t-1 in en uit te drukken in een percentage. De (ongewogen) gemiddelde woonlasten van gemeenten in 2017 - op basis van de cijfers van het COELO - bedragen € 719. Het gemiddelde voor de jaren 2015 en 2016 is respectievelijk € 716 en € 719.

Belastingcapaciteit

Rek 2016

Begr 2017

Begr 2018

Begr 2019

Begr 2020

Begr 2021

Percentage

94,57%

94,44%

94,34%

94,17%

94,04%

93,91%

Categorie

A

A

A

A

A

A

Dit kengetal geeft het aandeel weer van de totale woonlasten van een gezin in de gemeente Terneuzen bij gemiddelde WOZ waarde ten opzichte van de woonlasten landelijk gemiddelde voor gezin jaar t-1 (vorig jaar). Hierbij worden meegenomen de OZB, het rioolrecht en de afvalstoffenheffing. Dit kengetal geeft aan dat de gemeente onder het landelijk gemiddelde qua woonlasten zit en nog ruimte heeft om de belastingen te verhogen.

Eigen indicatoren gekozen door de gemeenteraad
Debtratio

Debtratio

Rek 2016

Begr 2017

Begr 2018

Begr 2019

Begr 2020

Begr 2021

Percentage

84,06%

83,41%

82,41%

80,35%

79,29%

77,17%

Netto schuld per inwoner

Netto schuld per inwoner

Rek 2016

Begr 2017

Begr 2018

Begr 2019

Begr 2020

Begr 2021

Bedrag

€3.054

€3.010

€2.916

€2.812

€2.708

€2.590

Conclusie

Het is moeilijk om een norm voor de noodzakelijke weerstandscapaciteit te bepalen. Wij zijn ons bewust van de risico’s die wij lopen, maar het bepalen van de volledigheid (er kunnen altijd verrassingen voordoen) en de financiële effecten van de bovengenoemde risico’s, is subjectief en vraagt veel inspanning. Bovendien zullen niet alle risico’s zich gelijktijdig en in volle omvang voordoen. Uitgaande van de hiervoor geschetste risico’s in relatie met onze beschikbare vrije reservemiddelen hebben wij voldoende weerstandscapaciteit om mogelijke risico’s financieel af te dekken.